Het Lowlands gedachte-experiment
Lezing door Thijs gegeven op 13 april 2013 bij de discussiebijeenkomst Broedplaatsen en Waardecreatie.
Bij filosofie zullen jullie vast denken dat wij filosofen maar eindeloos nadenken over van alles en nog wat, een beetje uit het raam turen en … dat is ook zo. Maar vandaag zal ik jullie laten zien dat die gedachten ook tot hele goede inzichten kunnen leiden die ook in de dagelijkse praktijk voor iedereen verhelderend kunnen zijn. Neem nou dit mooie Volkskrantgebouw waar we ons nu in bevinden. Zoals jullie weten heeft dit lege gebouw zich in enkele jaren weten te vormen tot een bijzondere plek met een bijzondere status en een bijzondere waarde voor Amsterdam en haar Amsterdammers. Maar toch, eigenlijk is het ook maar gewoon een gebouw. Niets meer dan een stel muren met een dak erop en wat praktische liften erin. Zo zijn er zoveel, maar wat maakt dit gebouw nou zo bijzonder? Waarom vinden we het zo erg als dit gebouw jaren lang leeg zou staan? Waarom gaat het ons allemaal zo aan het hart en zijn we zo blij dat dit gebouw tegenwoordig zo goed gebruikt wordt? Door met jullie een klein gedachte-experiment te doen hoop ik onze onbewuste emoties voor dit gebouw vandaag voor jullie te verduidelijken.
Voor het gedachte-experiment wil ik jullie graag even meenemen naar het prachtige festival Lowlands. Helaas niet echt, want zoals gewoonlijk is het natuurlijk weer eens veel te vroeg lang en breed uitverkocht, maar toch. Stel je gewoon eens voor dat je straks in augustus één van die gelukkigen bent die met een sloeberig tentje en een winkelwagen vol knakworst en bier het campingterrein opploetert.
Het is donderdagochtend en je bent lekker vroeg. Na een helse reis ben je drie keer bijna out gegaan in veel te lange rijen, maar dan toch ligt daar eindelijk een prachtig weids open grasveld voor je waar iedereen waar hij maar wilt zijn tentje op mag gooien. Een ongerept campingparadijs, en op dat moment is het hele grasveld nog van iedereen. Elke uithoek, elke greppel, elke schaduw, iedereen heeft even veel recht op de ruimte. Iedereen is gelijk, want hier geldt alleen maar de simpele wet: “wie het eerst komt wie het eerst maalt”. De campingwereld ligt aan je voeten en dolgelukkig gooi je je tentje neer op die perfecte plek, niet te dicht bij de 24-uurstent maar ook weer niet te ver van de wc’s en de Hema-campingwinkel. Jij en je vrienden hebben met veel pijn en moeite het Lowlandscamping-utopia gevonden, maar dan gebeurt er opeens iets vreemds.
Terwijl jij je eerste biertje opentrekt, zie je dat een andere bezoeker bij jou in de buurt zijn tentje opzet en vervolgens vol overtuiging allemaal paaltjes in de grond begint te slaan. Hij knoopt er een ongelofelijke hoeveelheid slingers omheen en daarmee zet hij wel 50 vierkante meter van het campingterrein af. Natuurlijk, het gebeurt wel vaker dat mensen een plekje vrijhouden voor vrienden, maar deze gast pakt het wel heel serieus aan. Met bordjes verzoekt hij iedereen om dit plekje heel even vrij te houden, en vooruit. Lowlandsgasten zijn over het algemeen ook de kwaadste niet en voor deze ene keer laten ze hem zijn kansloze gangetje maar gaan. En zo gaat de eerste nacht voorbij terwijl er met de minuut meer campinggasten het terrein op strompelen.
De volgende ochtend staat de camping zoals gewoonlijk weer eens bommetje vol. Nergens is meer een plekje te bemachtigen en de hordes Lowlandsbezoekers blijven onverminderd toestromen. Elke vierkante meter wordt benut en de tentjes staan weer eens strak tegen elkaar aangespannen. Je kunt geen meter lopen zonder pijnlijk onderuit te gaan over een scheerlijn of de zijflap van een partytent, maar meneer met zijn afgezette stukje grond trekt zich hier helemaal niets van aan. Hij staat nog steeds in zijn eentje in zijn asociale eilandje van ruimte. Er wordt steeds meer aanspraak gemaakt op zijn stukje grond. De spanningen lopen op, en dan is het natuurlijk de vraag: wat zal er gebeuren?
Inderdaad. Rond vrijdagmiddag beginnen mensen steeds meer zijn richting op te kijken en te wijzen. Langzaam lopen de gemoederen op en hier en daar wordt er al voorzichtig een luchtbedje over zijn omheining gegooid. Een enkele dappere pionier weet zelfs zijn Quechua-tentje ondersteboven in een hoek van zijn omheining te mikken. Hoe meer mensen beginnen in te zien dat het eigenlijk volkomen belachelijk is dat hij zoveel ruimte voor zichzelf opeist, hoe meer mensen openlijk aanspraak willen maken op het stukje grond. Mensen pikken het niet langer en eisen toegang tot het stukje grond, dat gisteren rond deze tijd nog niets meer dan een onvertrapt stukje niemandsland was. En dan loopt het uit de hand.
Op het moment dat mensen zijn paaltjes uit de grond beginnen te rukken en een groot deel van zijn slingers in de fik aan het steken zijn wordt de man boos en blijkt hij zijn plek zelfs met geweld te willen verdedigen. Woest zwaait hij met zijn luchtbedpomp om zich heen om uit alle macht de invasie tegen te houden, maar tegen zoveel wanhopige Lowlandsgasten is hij gewoon niet opgewassen. Het loopt inderdaad uit op geweld, ten koste van de claimende man. De man komt in een hele nare en pijnlijke situatie terecht met een rondslingerende luchtpomp, veel paaltjes op ongewenste plekken en een lynchpartij die dankzij de vrolijke slingers toch net wat minder grof lijkt dan we doorgaans van lynchpartijtjes gewend zijn. Mensen pikken het gewoon niet lang als mensen tussen alle drukte ruimte claimen zonder er zichtbaar gebruik van te maken. Het duurt misschien even, maar vroeg of laat zul je toch echt met lege handen en grof geweld van het campingterrein afgeschopt worden.
Ik heb dit gedachte experiment ontleend aan Jean-Jacques Rousseau die 250 jaar geleden al verkondigde dat de aarde van niemand is en de vruchten van de aarde van iedereen. Dat de mens verloren zou zijn op het moment dat iemand de eerste paal in de grond sloeg en uitriep; ‘Dit is van mij!’.
Rousseau legt uit dat ongelijkheid tussen mensen ontstaat door onder meer eigendomsclaims op land. Het gaat daarbij om het verlies van zelfvoorzienendheid. Men wordt in de meer geciviliseerde omgeving steeds afhankelijker van anderen in zijn levensonderhoud, afhankelijker van mensen die wel grond bezitten. Deze afhankelijkheid is een vorm van onvrijheid die een oorspronkelijke mens in de natuurstaat niet kent. Denk aan de nobele wilden van Afrika en Noord Amerika uit zijn tijd.
Maar goed, we kunnen niet terug in de tijd en de vooruitgang ongedaan maken. We moeten vooruit. John Locke is een filosoof die hiervoor een oplossing heeft en juist het eigendom en bezit verdedigt. Hij doet dit in de 17e eeuw om Engeland te beschermen tegen de willekeurige toe-eigening die de monarchie zichzelf toestond.
Locke ontleende uit de oorspronkelijke natuurstaat de natuurlijke rechten van ieder persoon:
behoudt van leven, vrijheid, gezondheid en goederen. Deze rechten werden ontleend aan het zelfbehoud van de mens, men heeft ze nodig om te kunnen overleven.
Het eigendomsrecht op land wat hieruit voortvloeit ontstaat volgens Locke door de natuur of de grond te bewerken. Daarbij wordt het begrensd doordat ieder ander zelfde recht heeft om door bewerking een stuk grond toe te eigenen.
Hij stelt echter wel de conditie bij dit eigendomsrecht dat men het stuk grond ook moet bewerken en productief moet laten zijn. Daarnaast stelt hij de condities dat men genoeg en net zo goed over dient te laten voor een ander en dat men niet meer neemt dan hij/zij kan gebruiken (niets verspillen).
Goed, wat is hier nu allemaal aan de hand? Waarom vertel ik jullie hier over een hypothetische camping-aso en een festival dat zelfs nog moet beginnen? Waarom betrek ik Rousseaus vertoog over de ongelijkheid hierin en de voorwaarden die Locke stelt aan het eigendom? Jullie voelen hem waarschijnlijk al aankomen, want in onze Amsterdamse stad, met 7,8 miljoen vierkante meter aan leegstaande kantoorruimte, is deze hoogst absurde situatie aan de orde van de dag….
Auteurs: Rein Onlein en Thijs Sins